Verklaar waarom je antwoord goed is

Annotaties

Ben Wilbrink


december 2015. Ik moet deze pagina (voor het laatst aangevuld in 2010) herzien. In de VS is een heel nare ontwikkeling gaande bij rekentoetsen in het kader van de common core state standards ccss, waar leraren en hun leerlingen worden geteisterd met een vragen waarbij antwoorden uitvoerig moeten worden gemotiveerd, dus ook als het gaat om ‘hoeveel is twee plus twee?’. Dat is een dystopische ontwikkeling die ik niet kon vermoeden toen ik deze pagina opzette over het verklaren van antwoorden bij keuzevragen. In deze pagina gaat het natuurlijk niet om pseudo-psychologische nonsens, maar ja, hoe trek ik hier grenslijnen?


Sinds de introductie van studietoetsen is het de gewoonste zaak van de wereld geworden dat er korte antwoorden komen op de gestelde vragen, zonder uitleg waarom het gegeven antwoord het goede antwoord is. Waarom komt dit niet over als een vreemde techniek? In het onderwijs gaat het er toch niet alleen om de juiste antwoorden te weten, maar toch vooral om te weten waarom antwoorden juist zijn? Natuurlijk, ook bij andere vormen van toetsing kan er sprake zijn van oppervlakkige toetsing van kennis, zeker waar het onderwijs tekortschiet en die kennis als te memoriseren stof aanbiedt. Haal daar niet de schouders over op, trekken van deze oppervlakkigheid en starheid zijn terug te vinden in gedetailleerde antwoordmodellen voor het beoordelen van examenwerk: het antwoordmodel heeft dan al makkelijk de prioriteit boven goede creatieve antwoorden die het boekje te buiten gaan.

Het idee is dus om in beginsel altijd aandacht te hebben voor de onderbouwing van gegeven antwoorden, in Engelstalige literatuur de justification van de gegeven antwoorden. Er zijn open vraagvormen waar vanzelf al voldaan is aan dit beginsel: het leveren van een bewijs voor een gegeven stelling is immers een en al onderbouwing. Bij korte open vragen en zeker bij keuzevragen is niet aan deze eis vodaan, tenzij leerlingen hun uitwerkingen op kladblaadjes ook inleveren, of bij iedere vraag kort een onderbouwing van hun antwoord moeten geven.

Waarom is het eigenlijk niet vanzelfsprekend altijd naar de onderbouwing van antwoorden te vragen? Dat zal voor een deeltje te maken hebben met archaïsche resten van opvattingen over wat het is om op school te leren: op catechetische vragen de juiste antwoorden geven, de antwoorden uit het boekje, de gememoriseerde antwoorden. Een andere is, zoals hierboven gesuggereerd, dat met de overgang op keuzevragen deze oppervlakkigheid ook op deze manier het onderwijs is binnengeslopen. Bevredigender is een verklaring dat de leraar haar klantjes goed kent, en wel weet wanneer bepaalde leerlingen te oppervlakkig leren, en daar dan maatregelen bij neemt. Een technische verklaring zou kunnen zijn dat leerlingen best wel eens goede antwoorden zullen geven waarbij ze niet weten waarom dat eigenlijk een goed antwoord is, maar dat leerlingen die veel goede antwoorden kunnen geven meestal ook wel weten waarom hun antwoorden goed is. Maar dat laatste is een stelling die eempirische toetsing nodig heeft, want de logica is allesbehalve dwingend.


Ik zal een schema moeten ontwikkelen met verschillende vormen van motiveren/rechtvaardigen/onderbouwen, anders blijft het gevaar van langs elkaar heen blijven praten. Bijvoorbeeld kan het van belang zijn om te weten waarom je weet wat je weet (Kuhn & Pease, 2008), dus een heel andere vorm van motiveren dat het geven van een berekening die het gevraagde antwoord oplevert.


interview


Marty was making two types of cookies. He used 3/12 cup of flour for one recipe and 2/3 cup for the other. How much flour did he use altogether? Without working out the exact answer, give me an estimate that is reasonable. (If needed ask: Is it >1/2 or <1/2? >1 or <1?)



The ability to explain the answer given is critical. In fact, pupils came from an experimental and a control group, the first having received innovative instruction on fractions, the control group instruction in a standard course, for the same number of lessons. Guess who is who? See the original article.

Kathleen Cramer and Thomas Post (1995). Facilitating children's development of rational number knowledge. In D. Owens, M. Reed, and G. Millsaps Proceedings of the Seventeenth Annual Meeting of PME-NA. (pp. 377-382). Columbus, OH: PME. Psychology of Mathematics Education. html.


Ik wil me verontschuldigen dat ik de pagina begin met een Engels voorbeeld. Het voorbeeld illustreert niet alleen de zaak zelf waar het mij om gaat—een rechtvaardiging van het antwoord, en niet alleen maar het antwoord zelf—maar ook dat er een relatie ligt met de onderwijsmethodiek. In het voorbeeld is dat een bijzondere methodiek voor het onderwijzen van breuken voor de experimentele groep. Die methodiek heeft iets weg van realistisch rekenen, en inderdaad heeft realistisch rekenen ook veel potentieel sterke kanten, waaronder die van het geven van redenen voor je antwoorden, die communiceren met anderen, etcetera. Terzake.


In deze pagina wil ik ideeën en literatuur bijeenbrengen over nut en noodzaak van het toelichten van gegeven antwoorden.


De grondgedachte is dat het bij keuzevragen en korte open vragen mogelijk voor een adequate beoordeling van gegeven antwoorden wenselijk is inzicht te hebben in hoe de leerling of student aan dat antwoord gekomen is, of hij of zij weet wat of wie de bron van het gegeven antwoord is, etcetera. Lees voor 'adequate beoordeling' ook 'adequate terugkoppeling naar de leerling toe.' Engels trefwoord: justification


Een verwante gedachte is dat het toelichten van gegeven antwoorden een nuttige functie heeft voor het beter verbinden van kennis, dus voor het beter gaan begrijpen van de stof. Engels trefwoord: self-explanation.


Het thema ligt dicht bij dat van het verklaren, van explanation, maar verschilt er in tenminste in deze zin van dat de kandidaat eerst een antwoord moet geven, dat vervolgens verklaard wordt. De directe vraag naar een verklaring daarentegen verschaft om te beginnen zelf eerst het antwoord, bijvoorbeeld 'verklaar waarom 8 + 5 gelijk is aan 13.'

Een ander verschil tussen de motivering van een gegeven antwoord, en een directe verklaring is dat in het eerste geval een adequaat antwoord kan bestaan uit een bronvermelding, terwijl een bronvermelding als antwoord op een vraag naar een verklaring doorgaans niet adequaat is.

Een ander belangrijk verschil dat ik hier moet uitwerken is dat van een juiste procedure—zoals voor een berekening, een bewijs, de oplossing van een probleem—en dat van een juiste verklaring—waarom juist deze procedure, waarom is dit een juiste procedure.


De stelling die als uitgangspunt kan dienen is: in beginsel is het geven van een antwoord op een gestelde vraag niet voldoende, en hoort daar een uitleg bij, een antwoord op de vraag naar het waarom van het gegeven antwoord.


De uitgangsstelling ligt verschrikkelijk voor de hand in al die gevallen waar de vragen wat complexer van aard zijn, en ook de overwegingen die tot het antwoord leiden tot het antwoord worden gerekened. Bij wiskunde is dat vanzelfsprekend wanneer de vraag is om iets te construeren of te bewijzen. En minder vanzelfsprekend wanneer het gaat om eenvoudige procedures, zeg maar de practice and drill opgaven. Natuurlijk zijn er ook opgaven waar een zekere herhaling in zit, en dan gaat het niet aan om iedere keer dezelfde uitleg te geven over hoe je aan het gegeven antwoord bent gekomen, waarom dat antwoord eeen goed antwoord is, of uit welke bron het betreffende feit afkomstig is.


De bijzondere moeilijkheid bij het verzamelen van relevant onderzoek is nu dat het niet zo lijkt te zijn dat er veel onderzoek is gedaan dat specifiek is gericht op dit toelichten van gegeven antwoorden, zodat relevante empirische gegevens gevonden moeten worden in de marges van anders gericht empirisch onderzoek. Mogelijk geldt iets vergelijkbaars voor de onderliggende theorie of theorieën: natuurlijk moet er in de leerpsychologie, cognitieve psychologie, neurowetenschappen, of in empirisch gefundeerde vakdidactische theorie het nodige relevante materiaal zijn te vinden, maar dat zal waarschijnlijk onder telkens verschillende noemers zijn. Uitzondering is mogelijk de afdeling filosofie en kennistheorie, omdat veel wat daarin valt onder de noemer explanation, verklaren in de wetenschap, direct relevant kan zijn.


Een eerste beperking in de zoektocht is ongetwijfeld dat het bij voorkeur moet gaan om sterke effecten van het al dan niet reflexieve aandacht besteden aan de kwaliteit van gegeven antwoorden, of voor mijn part van geopperde oplossingen (in situaties van samenwerkend leren, bijvoorbeeld).





Jeffrey Alan Greene, Judith Torney-Purta & Roger Azevedo (2010). Empirical Evidence Regarding Relations Among a Model of Epistemic and Ontological Cognition, Academic Performance, and Educational Level. Journal of Educational Psychology, 102, 234-255.

Hofer, B. K., & Pintrich, P. R. (2002). Personal epistemology: The psychology of beliefs about knowledge and knowing. Erlbaum. [Dit boek moet ik nog opzoeken.]

Christa S. C. Asterhan & Baruch B. Schwarz (2009). Argumentation and explanation in conceptual change: Indications from protocol analyses of peer-to-peer dialog. Cognitive Science, 33, 374-400.

Christiaan Hamaker (1986). The effect of adjunct questions on prose learning. Review of Educational Research, 56, 212-242.

Deanna Kuhn and Maria Pease (2008). What needs to develop in the development of inquiry skills? Cognition and instruction, 26, 512-559. abstract, pdf's publicaties van Kuhn

Meg Schleppenbach, Michelle Perry, Kevin F. Miller, Linda Sims and Ge Fang (2007). The Answer Is Only the Beginning: Extended Discourse in Chinese and US Mathematics Classrooms. Journal of Educational Psychology, 99, 380-396.

K. A. Kastens & L. S. Liben (2007). Eliciting self-explanations improves children's performance on a field-based map skills test. Cognition and Instruction, 25, 45-74.

Michelene T.H. Chi and Miriam Bassok (1989). Learning from examples via self-explanations. In L. B. Resnick: Knowing, Learning, and Instruction: Essays in Honor of Robert Glaser (pp. 251-282). Erlbaum. pdf

Chi, M. T. H., Bassok, M., Lewis, M., Reimann, P., & Glaser, R. (1989). Self-explanations: How students study and use examples in learning to solve problems. Cognitive Science, 13, 145-182. pdf

Michelene T. H. Chi, Nicholas de Leeuw, Mei-Hung Chiu & Christian Lavancher (1994). Eliciting self-explanations improves understanding. Cognitive Science. 18, 439-477. pdf Nick de Leeuw and Michelene T.H. Chi (2003). The role of self-explanation in conceptual change learning. In G. Sinatra and P. Pintrich: Intentional Conceptual Change. Erlbaum. P 55-78. pdf [en questia]

Monique Boekaerts, Paul Pintrich, Moshe Zeidner (Eds) (2000). Handbook of Self-Regulation. Academic Press.

Doris L. Redfield and Elaine Waldman Rousseau (1981). A meta-analysis of experimental research on teacher questioning behavior. Review of Educational Research, 51, 237-245.

Barry J. Zimmerman Dale H. Schunk (2001 2nd). Self-Regulated Learning and Academic Achievemen: Theoretical Perspectives. Erlbaum. questia

Ann L. Brown (1978). Knowing when, where, and how to remember: A problem of metacognition. In Robert Glaser: Advances in instructional psychology, volume 1 (77-165). Erlbaum.

Arthur P. Shimamura (2000). Toward a Cognitive Neuroscience of Metacognition. Consciousness and cognition, 9, 313-323.

Philip H. Winne (1979). Experiments relating teachers’ use of higher cognitive questions to student achievement. Review of Educational Research, 49, 13-50.

Mercado, Eduardo III (2008). Neural and cognitive plasticity: From maps to minds. Psychological Bulletin, Vol 134, 109-137.




Voor de pagina die meer algemeen het verklaren behandelt, zie verklaren.



28 december 2015 \ contact ben apenstaartje benwilbrink.nl  

Valid HTML 4.01!   http://www.benwilbrink.nl/literature/motiveerjeantwoord.htm