Afbeelding: Anneke Huisman & Johan Koppenol (1991). Daer compt de Lotery met trommels en trompetten! Loterijen in de Nederlanden tot 1726. Uitgeverij Verloren



de Lotery

W.F. Hermans Een smaadschrift uit Parijs. 1974

Het Parool




Vooraf, bw





Willem Frederik Hermans (21 september 1974). Van Age Bijkaart, uit Parijs. Een nieuwe rechtvaardigheid. - Alleen het noodlot is rechtvaardig. - Klein. - Een nieuwe Hitler? Delpher


  1. Loting, in het voorstel van Ger Klein, bepaalt niet of iemand aan een universiteit mag studeren, maar slechts aan een opleiding waarvoor een numerus fixus is ingesteld. Een fout die zeer vele opgewonden critici maken, Hermans is bepaald niet de enige. Ik wijs er ook nog maar even op dat loting, en allerlei andere vormen van selectie-aan-de-poort, voor opleidingen in het hoger beroepsonderwijs al decennialang gebruikelijk waren, zonder dat meneer Hermans daarvan over de rooie raakte.
  2. Hermans schudt zijn alternatieven wel erg losjes uit de mouw. Uitbreiden van plaatsen bijvoorbeeld. In deze jaren was dat voor geneeskunde om meerdere redenen geen voor de hand liggende optie. Zijn andere alternatief, vergelijkende examens, is best verdedigbaar. Het probleem is dat er nog eindexamens moeten worden gedaan, waar zijn we mee bezig als we examens op examens stapelen? Dat alternatief van vergelijkende examens is op zich trouwens verre van simpel, zoals ook de werkgroep-Wiegersma (werkgroep-selectie) bij herhaling heeft laten zien met zijn voorstel een deel van de plaatsen via een voor de betreffende opleiding specifieke vergelijkende toelatingstoets te verdelen.
  3. Hermans suggereert dat bij een numerus fixus er alleen levenslang beschadigde slachtoffers vallen wanneer er wordt geloot. Die slachtoffers vallen natuurlijk ook bij vergelijkende examens: het aantal plaatsen is immers beperkt. En of het slachtoffers zijn of pechvogels, dat is toch meer dan een nuance verschil.
  4. In de volgende paragraaf drijft Hermans de spot met de vraag of iemand die een hoger eindexamencijfer heeft daardoor ook meer rechten op een schaarse plaats in een NF-studie kan laten gelden. Me dunkt, dat is een nogal fundamentele kwestie. Bij nadere studie zou het een, dan wel het ander kunnen blijken, en de Tweede kamer zal heel wat tijd nodig hebben om het uit te debatteren, maar het gaat wel ergens over. Niet bij Hermans, die is er snel klaar mee: wie loten verdedigt, die knopen we op.
  5. Grappig is dan weer zijn ziekenhuis-analogie: loten om de behandelbedden is natuurlijk belachelijk, laat doktoren dat uitmaken (het 'zwarte scenario' waarvan in de corona-pandemie sprake zou kunnen zijn, zeg maar). Maar wat nu, als die doktoren uitgesproken voorkeur hebben voor de meest gezonde patiënten die zich aanmelden? Is dat oké? (die laatste ziekenhuis-analogie ontleen ik aan Alexander Astin, de onderzoeker die na 40 jaar alles wist van de manier waarop in de VS voor het hoger onderwijs vergelijkenderwijs wordt geselecteerd).
  6. De paragraaf over Ger Klein is een smaadschrift, dat zal ook Hermans zelf niet durven ontkennen. Afijn de man is er niet meer.

    Hermans insinueert dat Klein een boodschappenjongen is die loting moet verkopen, dat is nu juist niet het geval. Niets was eenvoudiger geweest voor Klein dan de 7½-regeling continueren. Die regeling had als zwak punt dat de verschillen in behandeling voor kandidaten rond die 7½ veel te groot waren; bovendien had dat een zekere ontwrichtende werking in het vwo. Er moest dus wel iets gebeuren. Maar wat? Uiteindelijk is de gewogen loting uit de bus gekomen als kamerbreed gesteund compromis waarin inderdaad de kantelpunten veel minder scherp zijn dan bij de 7½-regeling.

  7. Als klap op de smaadvuurpijl dan de godwin van de laatste paragraaf. (u hebt het stuk toch wel gelezen, in Delpher? Mijn bruin geworden knipsel ga ik gretig versnipperen, mag bij het restafval).




maart 2021 \

Valid HTML 4.01!   http://www.benwilbrink.nl/projecten/loten_nf_Bijkaart_1974.htm