Afbeelding: Anneke Huisman & Johan Koppenol (1991). Daer compt de Lotery met trommels en trompetten! Loterijen in de Nederlanden tot 1726. Uitgeverij Verloren



de Lotery

Studeren bij opbod

NRC Handelsblad




Vooraf, bw





G. van de Wetering (22 september 1978). 'Studeren bij opbod' geen wondermiddel. NRC Handelsblad. Gesprek met Mr. M. J. Cohen. Delpher


Door onze redacteur
G. VAN DE WETERING

LEIDEN 22 sept. - Hoeveel scherpzinnigheid is er al niet verslingerd aan het vraagstuk van de beperkte toelating bij sommige universitaire studies. Loting (gewogen of ongewogen), eindexamencijfers, schoolrapporten, speciale toetsen, motivatie-onderzoeken, er is wat afgedacht om te komen tot een zo goed mogelijke en zo rechtvaardig mogelijke keuze uit het te grote aanbod van studenten voor bepaalde studies. Evenveel denkkracht is er besteed aan de weerlegging en bestrijding van de diverse voorgestelde toelatingsmethodes en -criteria.

Mr. M. J. Cohen van het Bureau onderzoek van onderwijs van de Leidse universiteit, gaat er in een artikel in het blad Beleid en maatschappij nog eens fors tegen aan. Met kracht van argumenten wijst hij een veel besproken methode als selectie op grond van eindexamencijfers af. Ook bestrijdt hij een toelatingscriterium waarvan menigeen ontgaan zal zijn dat het hier te lande ter discussie stond: geld. Cohen: "Er is immers geen enkele reden waarom kapitaalkrachtige lieden meer voor deelneming aan een studie in aanmerking zouden komen dan minder welgestelden".


Bij opbod


En nu komt zijn originele voorstel: wie het hoogste percentage van zijn toekomstig inkomen wil afstaan, krijgt de meeste kans op toelating tot de universiteit. De hoogste bieders, zogezegd, mogen studeren.

Speelt geld dan toch een rol? Ja zeker, maar dan zo, aldus het voorstel van Cohen, dat "alle aspirant-studenten, vermogend of onvermogend, in een nagenoeg gelijke positie komen te verkeren. Doordat het om een relatief bedrag gaat (bijvoorbeeld 1 tot 5 pct. van het toekomstig inkomen), doet het er niet toe of de student later veel of weinig gaat verdienen. Verdient hij veel, dan betaalt hij veel, verdient hij weinig of niets, dan betaalt hij weinig of niets".

Natuurlijk moet er ook een bodem in dit stelsel worden gelegd. Wie later als hoger opgeleide in de weinig benijdenswaardige positie raakt dat hij niet meer dan het minimumloon verdient, hoeft daarvan niets af te dragen. Ook is een leeftijdsgrens denkbaar waarop de betaling stopt.


Achtergrond


Cohens voorstel heeft betrekking zowel op het hoger beroeps- als op het wetenschappelijk onderwijs, maar hij spitst het toe op het wetenschappelijk onderwijs en dan uitsluitend op de studierichtingen waarvoor een numerus fixus geldt.


De achterliggende gedachte is dat een hogere opleiding de student later een behoorlijk profijt oplevert, gezien de samenhang tussen meer onderwijs en beter inkomen. Daarbij zijn de kosten voor het individu vrij gering, doordat de overheid het leeuwedeel van de studiekosten op zich neemt.


Volgens Cohen mag van aspirant-studenten in studierichtingen waarvoor een numerus fixus geldt, meer worden gevraagd, omdat deze studierichtingen juist door hun geslotenheid exclusiever worden, wat later kan leiden tot een hogere status en een hoger inkomen van hen die worden toegelaten. Het lijkt redelijk, zo zegt hij, om "aan deze aspirant-studenten te vragen, welke extra "pains" zij bereid zijn te dragen in ruil voor deze "pleasures", dus wat zij er voor over hebben om tot een bepaalde studie toegelaten te worden".

En hij vervolgt: "Met dit criterium plegen wij dagelijks te werken in onze maatschappij: het belang dat iemand aan iets hecht, meten wij meestal af aan de hoeveelheid geld die hij bereid is daaraan te besteden. Wie het meest betaalt, heeft er blijkbaar het meeste voor over".


Belasting


Maar, zoals gezegd, Cohen verwerpt geld als toelatingscriterium, omdat het de kapitaalkrachtigsten bevoordeelt. Daarom zoekt hij zijn toevlucht tot een vorm van academicusbelasting

Een academicusbelasting is vroeger door ex-staatssecretaris Klein ook eens voorgesteld. Klein zocht het in een extra aanslag in de belasting bijv. 1 pet van iedereen die gestudeerd heeft en daarvan aantoonbaar profijt in de inkomenssfeer heeft genoten. Maar hij bracht dit in een heel ander kader: dat van de studiefinanciering en niet van de toelatingsbeperking.


Het opmerkelijke van Cohens voorstel is, dat de aspirantstudent zelf het percentage van het toekomstig inkomen bepaalt dat zij of hij wil opofferen om aan de studie te kunnen beginnen, in concurrentie met andere aspirant-studenten, die misschien een hoger percentage opgeven.

Cohen: "Gesteld dat er is ingezet tussen 1 en 5 pct. Alle studenten die meer dan 2,5 pct hebben ingezet, worden toegelaten Dat betekent dat er studenten zijn die later een heffing van '2,5 pct. kunnen verwachten, en andere die 5 pct. zullen moeten afdragen

"De uitgangspunten van het stelsel maken dit verschil verdedigbaar: het gaat erom wat iemand er voor over heeft een studie te volgen. Wie daarover een uitspraak gedaan heeft, moet daar dan ook voor staan".

De studieheffing mag volgens Cohen niet van de inkomstenbelasting aftrekbaar worden gemaakt. want dat zou "de zuiverheid van het stelsel onaanvaardbaar aantasten".


Zuiverheid


Zuiverheid, om maar een punt, te noemen: is het wel zo zuiver om van belangstellenden voor een studie met een stop wel een dergelijke studieheffing te vragen, terwijl studenten bij studies zonder studentenstop buiten schot blijven?

Stel, er is een stop voor Engels, zoals op het ogenblik. Voor een studierichting als Duits is er niets aan de hand. Een leraar Engels zit later vast aan een studieheffing van bijvoorbeeld 4 pct. Zijn studievriend, die Duits deed. lacht in zijn vuistje. Bovendien, om het wat tragischer te maken, de vrouw van de leraar Engels kwam er bij pedagogiek - ook een studie met een stop - met een studieheffing van 5 pct. in. De vrouw van de leraar Duits studeerde aan een technische hogeschool - nog nooit een studentenstop geweest - en heeft nu een lucratieve baan.

En nu denken we er nog maar niet aan dat de vrouw van de leraar Engels niet aan werk kon komen in haar vak. wegens de werkloosheid in die richting. Wel kan gezegd worden dat studentenstops niet altijd tot die exclusiviteit in de beroepssfeer leiden die Cohen suggereert.

De vrouw van de leraar Engels helpt nu een bakker met het bakken van volkorenbrood. Ze is precies zo'n geval als minister Pais deze week in een gesprek met de Haagse Post beschrijft. Geen nood. roept. Pais, want zij blijft genieten van de niet-materiële inbreng van haar opleiding.

En Cohen zou erop wijzen dat zij het minimumloon krijgt. Zij hoeft dus geen studieheffing te betalen. De vrouw mag al met a! van geluk spreken. Zo is er toch nog rechtvaardigheid, niet in het minst dank zij de ontdekkingen van het onderzoek van het onderwijs.




maart 2021 \

Valid HTML 4.01!   http://www.benwilbrink.nl/projecten/loten_nf_Cohen_1978.htm