Afbeelding: Anneke Huisman & Johan Koppenol (1991). Daer compt de Lotery met trommels en trompetten! Loterijen in de Nederlanden tot 1726. Uitgeverij Verloren



de Lotery

Haarlemse rectoren oordelen mild

Haarlems Dagblad 8 februari 1975




Vooraf, bw





Haarlems Dagblad (8 februari 1975) Rectoren oordelen verschillend over loting voor universiteit. 8-2-1975. [Niet in Delpher gevonden] [Haarlems Dagblad redactioneel. Gelijke kansen. 8-2-1975, dit is een hoofdredactioneel commentaar.]


Gelijke kansen [hoofdredactioneel]


Het lijkt een gezonde redenering van staatssecretaris Klein (Onderwijs), dat de toelating van studenten aan de tien niet meer vrij toegankelijke faculteiten niet mag worden beïnvloed door de gemiddelden van de eindexamencijfers.

Loting voor alle kandidaten, ongeacht het resultaat van hun eindexamen - dat is de toepassing van de gulden regel "gelijke monniken, gelijke kappent", waardoor de minste frustraties lijken te ontstaan. De loting op zichzelf is principieel en theoretisch in strijd met vrijheid van onderwijs, maar het is een noodmaatregel die door de praktijk onvermijdelijk wordt gemaakt. Dat zo'n noodmaatregel zo min mogelijk mag discrimineren, is een eis die men geargumenteerd kan stellen. De selectie van studenten mag ten hoogste uitgaan van het criterium, dat een behoorlijk eindexamen is gedaan. Een element van twijfel blijft dan nog de samenstelling van de "keuzepakketten", omdat de universiteit door manipuleren met de eisen tot toelating een extra selectieve factor kan toevoegen. In het algemeen is echter niet gebleken, dat de universiteiten tot manipuleren geneigd zijn. Dat zou trouwens de relatie tussen de voorbereidende opleiding en de universiteiten danig kunnen verstoren en tot chaotische toestanden leiden.

Een hoog gemiddelde aan eindexamencijfers geeft geen waarborg voor een vruchtbare universitaire studie, evenmin als een laag gemiddelde een veeg teken is voor universitair slagen. Dit uitgangspunt geeft iedere baccalaureaat dezelfde toelatingskansen en dan komt het alleen aan op de vraag of men met loten gelukkig is of niet. Het parlement moet dit uitgangspunt echter nog goedkeuren en het is mogelijk men in de Kamer wil vasthouden aan de theorie "der knappe koppen". Een theorie die dus volgens de staatssecretaris waardeloos is.




(Van één onzer verslaggevers)


HAARLEM. - Voor het geval er voor het komende universitaire studiejaar sprake zal zijn van een studentenstop - en voor bepaalde faculteiten zit die er dik in - houdt de regering zich aan haar voornemen om het aantal studieplaatsen onder alle kandidaten te verloten. Staatssecretaris Klein heeft dit donderdag bij de presentatie van zijn memorie van antwoord op het wetsvoorstel studentenstops in alle duidelijkheid gesteld (zie voor de algemene berichtgeving hierover in onze krant van vrijdag). Aan leiders van scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs in Haarlem en omstreken hebben wij commentaar gevraagd op dit lotingssysteem.


Tot nog toe gold de 7½-regeling, waarbij gegadigden van 7½ onmiddellijk toegang kregen tot de universiteit en de rest moest loten. Het beginsel van algehele loting dat voortaan zal worden gehandhaafd, is naar het oordeel van de regering de beste methode om de gelijke rechten van alle studenten zeker te stellen.


"Cijferjagerij"


Rector B. J. H. Boers van de r.k. scholengemeenschap Sancta Maria sluit hier min of meer op aan: "Algehele loting brengt wel meer sociale spreiding onder de universiteitsbevolking en later in de academische beroepen." In het algemeen betreurt hij het "sowieso" dat loting noodzakelijk is. "Maar selectie op cijfers biedt ook niet voldoende waarborg. Voor academische beroepen moet men nu eenmaal ook bepaalde karaktereigenschappen bezitten. In de huidige omstandigheden is loting het meest aanvaardbare. Selectie uitsluitend op cijfers leidt tot een enorme cijferjagerij."


Rector drs. J. W. Bomhof van het Eerste Christelijk Lyceum: "Vorig jaar bij het 7½-systeem waren de leerlingen bijzonder gespannen. Bij de HAVO", zo vergelijkt hij, "speelde dat niet. Loting maakt het jagen en jachten dus wel minder." Evenwel is hij niet voor het loten van alle kandidaten. "Dat is niet meer dan een willekeurige greep. Ik geef toe, dat cijfers lang niet alles zeggen, maar toch wel iets." De heer Bomhof verklaart zich daarom voor een lotingssysteem waarbij de kandidaten met de beste cijfers meer kans op plaatsing hebben. (De regering staat niet bij voorbaat afwijzend tegenover een methode van "gewogen" loting red.).


Vakkenkeuze


Een vermindering van de motivering in het laatste schooljaar als gevolg van het lotingssysteem voorziet de heer Bomhof in het algemeen niet. Met integrale loting blijft er van het systeem van vakkenkeuze dat met de Mammoetwet zijn intrede deed zijns inziens niet veel meer over; dat wil zeggen: de keuze van vakken speelt geen rol meer bij het al dan niet verkrijgen van een plaats op de universiteit. De rector van de Spaarne-Scholengemeenschap, drs. Th. M. E. Liket, vindt de hele lotingskwestie een zo moeilijk probleem, dat hij zijn mening nog niet heeft kunnen bepalen. "Noch door de voorstanders noch door de tegenstanders van loting ben ik overtuigd. Welke beslissing je ook neemt, je bent altijd aan het discrimineren. Enerzijds blijkt uit alle statistieken dat de kansen op de universiteiten het grootste zijn voor de leerlingen met de hoogste cijfers. Maar ik heb dan toch altijd weer moeite met die leerlingen met minder goeie cijfers, die het blijkens de statistieken wel halen. (....) En natuurlijk maakt het ook nogal verschil of je goeie cijfers haalt na een verblijf van negen jaar op de middelbare school of dat in één ruk bereikt. Als belangrijke kanttekening bij de discussie rond het lotingssysteem plaatst rector Liket de opmerking, dat de middelbare scholieren ontmoedigd worden door de steeds wisselende regelingen voor toelating tot de universiteiten. "Ze kunnen geen toekomstperspectief opbouwen, omdat ze niet weten wat ze mogen verwachten."


"Een algemene loting is volgens mij moreel niet verantwoord", zegt rector A. C. Noordegraaf van de Coornhert Scho-lengemeenschap, "maar als u mij om een ander systeem zou vragen, dan weet ik er ook geen die de toets der kritiek zou kunnen doorstaan." De heer Noordegraaf meent dat het onjuist is bij deze nieuwe regeling dat iedereen zich nu willekeurig kan opgeven en dat diegene die zich gemotiveerd opgeeft en misschien wel betere capaciteiten bezit, daardoor niet toegelaten kunnen worden.


Noodmaatregel


Waarnemend rector van het Stedelijk Gymnasium W. J. H. F. Kegel ziet de nieuwe regeling als een noodmaatregel en stelt dat het hier een tijdelijke regeling moet betreffen. Volgens hem moet de regering er alles aan doen om tot een beter systeem te komen. De heer Kegel zou het toejuichen als er een manier werd gevonden, waarbij de meest geschikte leerlingen de universiteiten zouden bereiken. Over het oude systeem was hij allerminst tevreden: "De 7½-regeling was zeer willekeurig. Ten eerste omdat het cijfer 7½ al willekeurig is en ten tweede omdat dat cijfer niet de objectiviteit heeft die door de regeling wel gepretendeerd wordt". Het cijfer 7½ mist die objectiviteit volgens de heer Kegel, omdat dat cijfer voor een gedeelte uit een schoolonderzoek bestaat en die onderzoeken worden op iedere school verschillend beoordeeld. Hij vindt verder dat het moeilijk is om een billijk systeem te bedenken en dat loting het minst slecht is.




maart 2021 \

Valid HTML 4.01!   http://www.benwilbrink.nl/projecten/loten_nf_Haarlems_Dagblad_1975.htm